zondag 19 januari 2014

3. Maastricht - Valkenburg

Als we Maastricht via de nieuwbouw achter ons laten, zijn er al snel in het landschap allerlei agrarische activiteiten te zien: granen, grasland, koeien en kalfjes, appelen en aardappelen. Er groeit van alles op het plateau van Margraten met zijn vruchbare lossgrond.

Net zoals er verschillende consumenten zijn, zijn er verschillende agrariers: akkerbouwers, veehouders, tuinders. Je kunt ze op allerlei wijzen indelen en dat gebeurt dan ook. Europese economen onderscheiden vaak vijf typen: akkerbouwers die grootschalig gewassen telen met een lage geldopbrengst per ha, tuinders die intensief groenten telen. In Nederland ook bloemen en bollen en vaak onder glas - relatief grote ondernemingen met veel kapitaal. Ook fruitteelt en andere blijvende teelten, zoals de wijnbouw die we ook in het Limburgse landschap zien opduiken, kenmerken zich door langjarige investeringen. Een akkerbouwer kan volgend jaar aardappelen telen in plaats van granen; elk nieuw jaar kan het teeltplan anders. De Limburge perenteler zit voor jaren vast aan zijn beslissing een boomgaard te beginnen. Tenzij de overheid zo goed is om premies beschikbaar te stellen om bomen te rooien, zoals hier in de jaren zestig en zeventig gebeurde. Met als gevolg dat de hoogstambomen vervangen werden door de productievere laagstambomen (spillen in het fruittelers jargon).
Als vierde groep zijn er de graasdierbedrijven met melkvee en schapen. Niet omdat die dieren altijd buiten lopen - in Europa zijn er hele streken (zoals Italie) waar koeien altijd binnen staan.  Maar omdat kippen en varkens granen eten, geen gras. De intensieve veehouderij is een relatief jonge bedrijfstak, ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, waar afvalprodukten en granen aan varkens en kippen worden gevoerd. Varkens hadden altijd al de rol van afvalverwerker, maar het grootschalig houden van 'hokdieren' is een ontwikkeling van na de oorlog.

En naast deze vijf typen zijn er dan natuurlijk de gemengde bedrijven - die hebben meerdere activiteiten en zijn niet zo makkelijk in een van de hokjes in te delen. Ze appeleren wel aan het klassieke beeld van de boerderij op de wandplaten op school waar alle dieren en planten op een boerderij te zien zijn. Maar het is een uitstervend verschijnsel. Mensen en daarmee ook bedrijven specialiseren zich in waar ze goed in zijn. De een in talen, de ander in wiskunde. De een in de verkoop van kleding, de ander in kruidenierswaren. En boeren houden zich bezig met uien of uiers, zelden met beide.
Dat specialisatiebeginsel is een van de krachtigste economische principes. Soms staan er weer romantici op die terug willen naar het oude gemengde bedrijf van de wandplaat, of ontwerpen nieuwe, maar het werkt maar zelden. Natuurlijk zijn er mensen en ondernemers die alles kunnen: wat ze ook aanpakken, het wordt een succes. Die kunnen zich maar het best specialiseren in het ondernemen zelf en geslaagde bedrijven naar de beurs brengen. Soms is het een bepaalde vaardigheid die mensen uitbuiten in verschillende takken: melkveehouders die veel van fokkerij weten en ook fokzeugen houden. Vaak zijn dat ook situaties waar een van de activiteiten niet makkelijk meer kan groeien, omdat er bijvoorbeeld geen grond te koop is. Of de akkerbouw biedt in de winter te weinig werk en wordt met een relatief eenvoudige tak vleesvee gecombineerd.

Soms zijn er verschillende activiteiten in een bedrijf omdat vader en zoon of man en vrouw verschillende vaardigheden hebben of niet teveel op elkaars lip willen zitten: de een doet de koeien, de ander de akkerbouw. Of mensen ontwikkelen zich: ze beginnen in melkvee, maar zien kansen in een camping. Of worden dominee of begrafenisondernemer, beroepen die je makkelijker doet met wat levenservaring. En soms is zo'n tweede tak een goede keuze bij gebrek aan wat beters, maar is het geen ondernemingsopzet die ook een volgende generatie mogelijkheden biedt. Of juist zoveel mogelijkheden dat de boerderij zich ontwikkelt tot winkel of camping. Specialisatie dus.
Specialisatie vind je vooral als markten goed werken. Toen Spanje en Portugal bij de EU kwamen zag je er een dramatische afname van het aantal gemengde bedrijven - alleen door specialisatie kon men de concurrentie aan. Hetzelfde gebeurde in Oost-Duitsland na de Wende. De grote LPGs uit de DDR met akkerbouw en vee specialiseerden zich in akkerbouw- of melkvee- of varkensbedrijven. Die hebben elkaar wel nodig: de mest van het vee houdt de graanvelden vruchtbaar. Specialisatie staat dat niet in de weg, want je kunt mest en veevoer met elkaar ruilen of aan elkaar verkopen. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan.

Alleen als er geen handel is, zijn de risico's van specialisatie te groot. Zelfs als Robinson Crusoe op zijn verder onbewoonde eiland alleen aardappelen zou willen telen, is het toch slim ook tarwe te zaaien. Mislukt de aardappeloogst, dan kun je nog brood bakken. Maar als er handel is, dan speelt risico nauwelijks meer een rol en dwingt de markt tot specialisatie. Mocht dan de oogst mislukken, dan kun je elders kopen wat je tekort komt, met het geld dat eerder door specialisatie is verdiend.
Specialiseren is leren iets steeds beter te doen. Het is de enige bron van waardecreatie die we in de wereld kennen (afgezien wellicht van nieuwe fundamentele kennis in de wetenschap, maar daar zit in de toepassing ook vaak specialisatie bij). Het zit diep verankerd in onze psyche en cultuur. Al lang voor er geld en markten waren, 'ruilden' mensen gunsten: ik help fruit verzamelen, dan hoop ik dat jij volgende week helpt met het schoonmaken van het gevangen hert. Jij kookt, ik jaag. Specialisatie en ruilen leiden zo tot welvaart. Robinson Crusoe kon dat op zijn eiland niet. Hij was dan wel eigenaar van een eiland, maar niet erg rijk.

Inmiddels passeren we de Bemelerberg. De krijtwand aan de voet van de berg en de hoogteverschillen aan de linkerkant van de weg zijn indrukwekkend. We gaan door een bosje, over een weiland langs een volgend bosje en scherp naar links voor een perceel gerst. Het Pieterpad voert ons door Terblijt, langs diverse agrarische bedrijven. We zien dat de indeling in groepen bedrijven niet zaligmakend is. Bedrijven zijn niet alleen van een bepaald type, ze verschillen ook in grootte. Grote en kleine bedrijven wisselen elkaar af - hoewel dat voor ons wandelaars lastig te zien is. We zien grote en kleine boerderijen en grote of kleine tractoren. Meestal zitten daar ook grote of kleine ondernemingen achter, soms ook niet.
Langs het Pieterpad zien we ook allerlei nieuwe plattelands activiteiten: hier in Terblijt een boerencamping met allerlei recreatie, verderop ongetwijfeld ook natuurbeheer, zorgboerderijen, boerenwinkels, biologische boerderijen. Het zijn activiteiten die vooral de laatste tien jaar erg in de belangstelling staan. Deels omdat de rijkere consument in Maastricht (en elders) er om vraagt. Ook als reactie op de industrialisatie van de landbouw in de afgelopen eeuw en de uitwassen daarvan: milieuvervuiling, veeziektes, onveilige produkten, standaardisatie in massaproducten. En deels omdat boeren op zoek zijn naar nieuwe activiteiten. Het zijn mensen die zich onder de druk van de markt moeten specialiseren en vergroten, maar daar weinig mogelijkheden voor hebben en het over een andere boeg proberen te gooien. Waarbij de de meningen over de uitwassen van het huidige systeem van industralisatie van de landbouw delen. Verder spelen aandacht en geld van de EU voor plattelandsontwikkeling een rol in het promoten van dergelijke nieuwe activiteiten.

Zo komen er vernieuwende zaken tot stand. In Zuid-Limburg zijn er nieuwe concepten bedacht als "Helende hellingen" waarin landbouw, voeding en gezondheid bij elkaar worden gebracht. De zorglandbouw is ook op de oude sanatorium-gedachte van zo'n 100 jaar geleden gebaseerd. Mensen die uitkijken op een groene omgeving zijn eerder genezen dan zij die dat niet doen. Een groene omgeving met het ritme van de natuur doet de mens goed. De ex- verslaafde (om een voorbeeld te noemen) leert er weer elke dag op tijd te zijn want de slaplantjes en de kalfjes hebben zijn zorg nodig en hij kan trots zijn op het geleverde werk. Hoewel uit onderzoek blijkt dat het alleen werkt als producten ook echt verkocht worden en het werk via de markt een verbinding heeft met de rest van de maatschappij, is de landbouwproductie op dit soort bedrijven niet van grote betekenis. Net zoals sommige boerencampings of boerenwinkels op een zeker moment weinig meer met de primaire landbouw te maken hebben. Deze ondernemingen zijn in de dienstverlening beland en opgeschoven van de primaire naar de tertaire sector.

Ondanks alle ruime aandacht voor deze trends, stelt het voor het inkomen van de boeren weinig voor. Individuele boeren kunnen er een leuke boterham aan verdienen maar in totaal is de bijdrage maar een paar procent. En dan telt iets als loonwerk, waar boeren met machines werk bij anderen doen, ook nog mee. Maar dat verschijnsel is al zo oud als er machines zijn. Een beetje een mediahype dus, vergelijkbaar met de opkomst van tatooshops, videotheken of coffeeshops (zowel de wiet- als de Starbucksvariant) in de dorpsstraat. Interessant, maar geen revolutie in de retail.

Door een beboste helling, langs een steengroeve en zandafgraving dalen we het plateau van Margraten af, richting de Geul bij Strabeek. De elf kilometer over de hellingen tussen Maastricht en Valkenburg leert dus dat er veel verschillende boeren en agrarische bedrijven zijn. Maar onbeantwoord blijft de vraag hoe het komt dat die boeren hun werk zo doen dat ze de consumenten in Maastricht optimaal bedienen. Met de goede hoeveelheid brouwgerst, melk en wijn, met de gewenste soorten appelen, met genoeg natuur en de juiste camping- en zorgplaatsen. Anders gezegd: hoe kan de consument die productie veranderen in de door haar gewenste richting. Het antwoord daarop is verrassend simpel te vinden onder een biertje in Valkenburg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten