Maar herstel is gaande en de Eerste Nederlandse Cement
Industrie (ENCI), die in Duitse handen is, zal hier vermoedelijk ook de laatste
zijn. Men had al besloten over een aantal jaren te vertrekken, maar de
opleving van de cementprijzen heeft ze doen twijfelen. Ter herinnering is er
al een ENCI- bos; het gangenstelsel in de berg bevat een omvangrijke
vleermuiskolonie.
Aan de rechterkant van het Pieterpad ligt de
mergelgroeve. Ik vind het passend dat deze wandeling begint bij de Nederlandse
mijnbouw, die samen met de landbouw en de visserij de 'primaire sector' van de
economie vormt. De industrie is de secundaire, de dienstverlening de derde van
het rijtje. Naast een beetje zout in Boekelo, de olie in Schoonebeek en het in de jaren zestig ontdekte aardgas in Slochteren kennen we in Nederland geen mijnbouwtraditie. En dus ook geen zware industrie. Voorzover er al industrialisatie in Nederlands was, vond die in de Zuidelijke Nederlanden (nu: Belgie) en Limburg plaats. Het ontbreken van industrie is typerend voor een delta van grote rivieren. Bij een delta horen handel, transport en landbouw op vruchtbare grond. Vreemd genoeg wordt dit tot op het hoogste bestuursniveau regelmatig vergeten. Bij innovatie denken we liever aan gloeilampen, chips en vliegtuigen dan aan kaas, chips en tomaat.
We dalen verder af naar het platteland, na een kilometer
komt het voormalige fort Sint- Pieter in zicht. In de jaren dertig
gerestaureerd en voorzien van een nieuwe bestemming als restaurant. Daarachter
doemt de stad op: Maastricht. Sinds enkele jaren woont wereldwijd meer dan de helft
van de bevolking in de stad. Wie wil begrijpen wat er op het platteland
gebeurt, moet dan ook eerst de stad in. Want daar wonen de burger en de
consument. En die bepalen wat er in stad en ommelanden verandert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten